Bijbelse geschiedenis: Het Oude Testament - Deel 1

Bijbelse geschiedenis: Het Oude Testament - Deel 1

Voor de tijd t/m 1806 v.C.

 

2 Timotheüs 3:16

Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid,

 

In de blogserie Bijbelse geschiedenis wordt in vijf delen stilgestaan bij de tijdlijn van het Oude Testament. De tijdlijn van Genesis t/m Maleachi - alle boeken die tot het Oude Testament van de Bijbel horen - wordt puntsgewijs doorgenomen. De boeken van de Bijbel staan niet volledig in chronologische volgorde. Het doel van deze blogserie is om alle gebeurtenissen in het Oude Testament (met de belangrijkste uitgelicht) overzichtelijk te maken en aan de hand van foto's en video's meer duidelijkheid te bieden. Naast de historische opbouw probeer ik aan de hand van landkaarten de lezer een geografisch perspectief bij te brengen. De periode voor deze eerste blog is: Voor de tijd t/m 1806 v.C.

 

  • Voor de tijd - In het begin was het Woord (Johannes 1)

In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. - Johannes 1:1-3

  • Voor 4000 v.C. - De schepping (Genesis 1)

In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest een leeg, en de duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde over het water. - Genesis 1:1-2

  • Voor 4000 v.C. - De Hof van Eden (Genesis 2)
  • Voor 4000 v.C. - De zondeval (Genesis 3)
  • Voor 3000 v.C. - Kaïn vermoordt Abel (Genesis 4)
  • Voor 3000 v.C. - Van Adam tot Noach; geslachtsregister (Genesis 5)
  • Voor 2500 v.C. - Goddeloosheid op de wereld wekt Gods toorn op (Genesis 6)
  • Voor 2500 v.C. - De zondvloed (Genesis 7

En de vloed was veertien dagen op de aarde, en het water nam toe en hief de ark omhoog, zodat hij de aarde oprees. En het water steeg en nam sterk toe op de aarde; en de ark dreef op het water. Het water steeg meer en meer op de aarde, zodat alle hoge bergen die onder heel de hemel zijn, bedekt werden. Nog vijftien el daarboven steeg het water, en de bergen werden bedekt. - Genesis 7:17-20

  • Voor 2500 v.C. - De zondvloed neemt af (Genesis 8)
  • Voor 2500 v.C. - Het verbond van de regenboog (Genesis 9

En God zei: Dit is het teken van het verbond dat Ik geef tussen Mij en u, en alle levende wezens die bij u zijn, alle generaties door tot in eeuwigheid: Mijn boog heb Ik in de wolken gegeven; die zal dienen als teken van het verbond tussen Mij en de aarde. - Genesis 9:12-13

  • Voor 2500 v.C. - Sem, Cham en Jafeth (Genesis 10

En de zonen van Noach, die uit de ark gingen, waren Sem, Cham, Jafeth; Cham is de vader van Kanaän. Deze drie waren de zonen van Noach; en uit hen is heel de aarde bevolkt. - Genesis 9:18-19

  • Voor 2100 v.C. - Jobs leed en geloof (Job 1-42)
  • Voor 2100 v.C. - De toren van Babel (Genesis 11)
  •  2091 v.C. - God zendt Abram naar Egypte (Genesis 12

De HEERE nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat ik Ik u wijzen zal. - Genesis 12:1

  • 2090 v.C. - De hongersnood in Kanaän (Genesis 12)
  • 2085 v.C. - Abram en Lot scheiden van elkaar (Genesis 13)
  • 2085 v.C. - God belooft Abram veel nakomelingen (Genesis 13

Want al het land dat u ziet, zal Ik voor eeuwig aan u en uw nageslacht geven. En Ik zal uw nageslacht maken als het stof van de aarde; als iemand het stof van de aarde zou kunnen tellen, dan zou ook uw nageslacht geteld kunnen worden. Genesis 13:15-16

  • 2084 v.C. - Abram redt Lot (Genesis 14)
  • 2081 v.C. - Gods verbond met Abram (Genesis 15)
  • 2081 v.C. - Sarai en Hagar (Genesis 16)
  • 2080 v.C. - Ismaël Geboren (Genesis 16)
  • 2067 v.C. - De naamsverandering van Abram (Abraham) en Sarai (Sara) en het verbond van de besnijdenis (Genesis 17

U zult niet meer Abram heten, maar uw naam zal Abraham zijn, want Ik zal u vader van een menigte van volken maken. - Genesis 17:5

 

Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden. U moet het vlees van uw voorhuid laten besnijden en dat zal een teken zijn van het verbond tussen Mij en u. - Genesis 17:10-11

  • 2067 v.C. - God belooft de geboorte van Izak en kondigt de verwoesting van Sodom en Gomorra aan (Genesis 18)
  • 2067 v.C. - De vernietiging van Sodom (Genesis 19)
  • 2067 v.C. - Abraham, Sara en Abimelech (Genesis 20)
  • 2066 v.C. - De geboorte van Izak (Genesis 21

Sara werd zwanger en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, op vastgestelde tijd die God hem genoemd had. Abraham gaf zijn zoon die hem geboren was, die Sara hem gebaard had, de naam Izak. - Genesis 21:2-3

  • 2064 v.C. - Hagar en Ismaël weggestuurd (Genesis 21
  • 2057 v.C. - Het verbond in Berseba tussen Abraham en Abimelech (Genesis 21)

Nu dan, zweer mij hier bij God, dat u mij, mijn zoon, of mijn kleinzoon niet bedriegen zult. In overeenstemming met de goedertierenheid die ik u bewezen heb, moet u mij en het land, waarin u als vreemdeling verblijft, goedertierenheid bewijzen. - Genesis 21:23

  • 2054 v.C. - Het offer van Izak door Abraham (Genesis 22)
  • 2030 v.C. - De dood en begrafenis van Sara (Genesis 23)
  • 2026 v.C. - Izak trouwt met Rebekka (Genesis 24)
  • 2006 v.C. - Verder nageslacht van Abraham; de geboorte van Jakob en Ezau (Genesis 25)
  • 1991 v.C. - De dood van Abraham (Genesis 25

Toen gaf Abraham de geest en stierf in goede ouderdom, oud en van het leven verzadigd, en hij werd met zijn voorgeslacht verenigd. - Genesis 25:8

 

  • 1978 v.C. - Ezau verkoopt zijn eerstgeboorterecht (Genesis 25:29)
  • 1977 v.C. - Izak en Abimelech (Genesis 26)
  • 1929 v.C. - Jakob krijgt de zegen van Izak (Genesis 27

Hij kwam dichterbij en kuste hem. Toen rook hij de geur van zijn kleren en zegende hem. (...) - Genesis 27:27

  • 1928 v.C. - Jakob vlucht naar Laban (Genesis 28)
  • 1928 v.C. - Jakobs visioen van een ladder (Genesis 28:13-14)
  • 1928 v.C. - Jakob dient Laban (Genesis 29)
  • 1921 v.C. - Jakob trouwt met Rachel (Genesis 29:28)
  • 1921 v.C. - Jakob en zijn zonen (Genesis 30)
  • 1916 v.C. - Rachel baart Jozef (Genesis 30

God dacht ook aan Rachel en God verhoorde haar. Hij opende haar baarmoeder en zij werd zwanger en baarde en zoon. Toen zei ze: God heeft mijn schande weggenomen! Zij gaf hem de naam Jozef en zei: Moge de HEERE mij nog een zoon geven! - Genesis 30:22-24

  • 1908 v.C. - Jakob vertrekt naar Kanaän (Genesis 31
  • 1906 v.C. - Jakob worstelt met God in Pniël (Genesis 32)
  • 1906 v.C. - Jakob ontmoet Ezau (Genesis 33)
  • 1906 v.C. - Jakob vestigt zich in Sichem (Genesis 33)
  • 1906 v.C. - Sichem en Dina (Genesis 34)
  • 1906 v.C. - Jakob keert terug naar Bethel en bidt tot God (Genesis 35)
  • 1906 v.C. - Jakob heet voortaan Israël (Genesis 35)

God zei toen tegen hem: Uw naam is Jakob, maar uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël zal uw naam zijn; en Hij gaf hem de naam Israël. - Genesis 35:10

  • 1906 v.C. - Afstammelingen van Ezau (Genesis 36)
  • 1903 v.C. - Rachel sterft (Genesis 35
  • 1903 v.C. - Izak sterft (Genesis 35)
  • 1898 v.C. - Jozefs dromen en zijn jaloerse broers (Genesis 37)
  • 1898 v.C. - Jozef als slaaf verkocht (Genesis 37)

Kom, laten wij hem aan de Ismaëlieten verkopen; laten wij niet onze hand aan hem slaan. Hij is immers onze broer, ons eigen vlees. Zijn broers luisterden naar hem. - Genesis 37:27

  • 1898 v.C. - Tamar bedriegt Juda (Genesis 38)
  • 1898 v.C. - Jozef in het huis van Potifar (Genesis 39)
  • 1889 v.C. - Potifars vrouw beschuldigt Jozef (Genesis 39)
  • 1889 v.C. - Jozef gevangengezet  (Genesis 39

En de heer van Jozef greep hem en leverde hem over in de gevangenis, de plaats waar de gevangenen van de koning gevangenzaten. Zo zat hij daar in de gevangenis. - Genesis 39:20

  • 1887 v.C. - De dromen van de schenker en de bakker in de gevangenis (Genesis 40)
  • 1886 v.C. - Jozef interpreteert de dromen van farao (Genesis 41:25-31
  • 1886 v.C. - Jozef wordt onderkoning (Genesis 41)

Verder zei de farao tegen Jozef: Zie, ik stel u hierbij aan over heel het land Egypte. - Genesis 41:41

  • 1886 v.C. - Zeven jaren van overvloed (Genesis 41)

Het land bracht in de zeven jaren van overvloed bij handen vol op, - Genesis 41:47

  • 1875 v.C. - Zeven jaren van hongersnood (Genesis 41)

Toen eindigden de zeven jaren van overvloed die er in het land Egypte geweest waren, en begonnen de zeven jaren van hongersnood te komen, zoals Jozef gezegd had. Er was honger in alle landen, maar in heel het land Egypte was brood. - Genesis 41:53-54

  • 1875 v.C. - De broers van Jozef gaan naar Egypte (Genesis 42)
  • 1875 v.C. - De terugkeer van Benjamin (Genesis 43)
  • 1875 v.C. - Benjamin en de zilveren beker (Genesis 44)
  • 1875 v.C. - Jozef maakt zich bekend (Genesis 45

Jozef zei tegen zijn broers: Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog? Maar zijn broers waren niet in staat om hem antwoord te geven, want zij waren door schrik voor hem vermand. - Genesis 45:3

  • 1875 v.C. - Jozef stuurt zijn broers om Jakob naar hem toe te brengen (Genesis 45:9)
  • 1875 v.C. - Jakob en zijn familie gaan naar Egypte (Genesis 46

En God sprak tot Israël door nachtelijke visioenen en zei: Jakob! Jakob! En hij zei: Zie, hier ben ik. En Hij zei: Ik ben God, de God van uw vader; wees niet bevreesd om naar Egypte te trekken, want Ik zal u daar tot een groot volk maken. Ik zal met u meetrekken naar Egypte en Ik zal u ook zeker doen terugkeren; en Jozef zal uw ogen sluiten. - Genesis 46:2-4

  • 1875 v.C. - Jakob naar Gosen (Genesis 47)
  • 1859 v.C. - Jakob zegent Jozefs zonen (Genesis 48)
  • 1859 v.C. - Jakob zegent zijn zonen en sterft (Genesis 49

Toen Jakob klaar was met het geven van bevelen aan zijn zonen, legde hij zijn voeten bij elkaar op het bed en gaf de geest; en hij werd verenigd met zijn voorgeslacht. - Genesis 49:33

  • 1859 v.C. - De begrafenis van Jakob (Genesis 50)
  • 1806 v.C. - De dood van Jozef (Genesis 50

Jozef stierf toen hij honderddertien jaar oud was; ze balsemden hem en men legde hem in een kist, in Egypte. - Genesis 50:26