Bijbelse geschiedenis: Het Oude Testament - Deel 2

Bijbelse geschiedenis: Het Oude Testament - Deel 2

1800 v.C. t/m 1406 v.C.

 

2 Timotheüs 3:16

Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid,

 

In de blogserie Bijbelse geschiedenis wordt in vijf delen stilgestaan bij de tijdlijn van het Oude Testament. De tijdlijn van Genesis t/m Maleachi - alle boeken die tot het Oude Testament van de Bijbel horen - wordt puntsgewijs doorgenomen. De boeken van de Bijbel staan niet volledig in chronologische volgorde. Het doel van deze blogserie is om alle gebeurtenissen in het Oude Testament (met de belangrijkste uitgelicht) overzichtelijk te maken en aan de hand van foto's en video's meer duidelijkheid te bieden. Naast de historische opbouw probeer ik aan de hand van landkaarten de lezer een geografisch perspectief bij te brengen. De periode voor de tweede blog is: 1800 v.C. t/m 1406 v.C.

 

  • 1800 v.C. Jakobs familie verblijft in Egypte (Exodus 1)
  • 1700 v.C. De Israëlieten zijn zeer vruchtbaar en vermenigvuldigen zich in (Gosen) Egypte (Exodus 1:6)

Toen Jozef gestorven was, en ook al zijn broers, en heel die generatie, werden de Israëlieten vruchtbaar en breidden zij zich overvloedig uit. Ze werden talrijk en uitermate machtig, zodat het land vol van hen werd. - Exodus 1:6-7

  • 1600 v.C. Israëlieten worden onderdrukt door de nieuwe koning (Exodus 1:8)
  • 1539 v.C. Het bevel van de farao om de eerstgeborene te vermoorden (Exodus 1:22)
  • 1525 v.C. De geboorte en adoptie van Mozes (Exodus 2)

De vrouw werd zwanger en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij mooi was, verborg zij hem drie maanden. Maar toen zij hem niet langer kon verbergen, nam zij voor hem een mandje van biezen en bestreek het met asfalt en pek. Zij legde het kind daarin en zette het tussen het riet aan de oever van de Nijl. - Exodus 2:2-3

  

En toen het jongetje groot geworden was, bracht zij hem bij de dochter van de farao, en hij werd haar tot zoon. Zij gaf hem de naam Mozes. Want, zei ze, ik heb hem uit het water getrokken. - Exodus 2:10

  • 1486 v.C. Mozes vlucht naar Midian (Exodus 2:11)

Toen nu de farao van deze zaak hoorde, wilde hij Mozes doden, maar Mozes vluchtte voor de farao en vestigde zich in het land Midian, en zat bij een put. - Exodus 2:15

  • 1446 v.C. Israëlieten lijden in slavernij (Exodus 2:23)

Het gebeurde vele dagen daarna, toen de koning van Egypte gestorven was, dat de Israëlieten zuchtten en het uitschreeuwden vanwege de slavenarbeid. En hun hulpgeroep vanwege de slavenarbeid steeg omhoog tot God. - Exodus 2:23

  • 1446 v.C. Mozes door God gestuurd om Israël te bevrijden (Exodus 3-6)

Nu dan, ga op weg. Ik zal u naar de farao zenden, en u zult Mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden. - Exodus 3:10

  • 1446 v.C. De tien plagen in Egypte (Exodus 7-12)
  • 1446 v.C. De uittocht uit Egypte begint (Exodus 13-18)

Toen de farao het volk had laten gaan, is het gebeurd dat God hen niet leidde langs de weg door het land van de Filistijnen , hoewel dat korter was. Want God zei: Anders zal het het volk berouwen bij het zien van oorlog en wil het naar Egypte terugkeren. - Exodus 13:17

  • 1446 v.C. De Israëlieten door de Rode Zee (Exodus 14

Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee, en de HEERE liet de zee die hele nacht wegvloeien door een krachtige oostenwind. Hij maakte de zee droog, en het water werd doormidden gespleten. Zo gingen de Israëlieten midden in de zee op het droge. Het water was voor hen aan hun rechter- en linkerhand een muur. - Exodus 14:21-22

  • 1446 v.C. Water uit de rots (Exodus 17

Zie, ik zal daar vóór u op de rots bij de Horeb staan. Dan moet u op de rots slaan, en er zal water uitkomen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed dit voor de ogen van de oudsten van Israël. - Exodus 17:6

  • 1446 v.C. De Israëlieten bij de berg Sinaï (Exodus 19)
  • 1446 v.C. Voorbereidingen voor de Tabernakel, de Ark des verbonds, de tafel voor de toonbroden en de gouden kandelaar (Exodus 26-31)
  • 1446 v.C. Mozes ontvangt de tien geboden en de wet op de berg Sinaï (Exodus 20-21, 31)

En toen de HEERE geëindigd had met hem te spreken op de berg Sinaï, gaf Hij Mozes de twee tafelen van steen, beschreven met de vinger van God. - Exodus 31:18

  • 1446 v.C. Het gouden kalf en de woede van Mozes (Exodus 32)
  • 1446 v.C. De reis hervat (Exodus 33-39)
  • 1445 v.C. De tabernakel is opgebouwd en gevuld met Gods heerlijkheid (Exodus 40)
  • 1445 v.C. Wetten voor offers (Leviticus 1-7)
  • 1445 v.C. De wijding van Aäron en zijn zonen (Leviticus 8-9)
  • 1445 v.C. De zonde van Nadab en Abihu (Leviticus 10)
  • 1445 v.C. De wetten van zuiverheid (Leviticus 11-19)
  • 1445 v.C. Straffen en voorschriften (Leviticus 20-22)
  • 1445 v.C. De wetten voor de feestdagen (Leviticus 23)
  • 1445 v.C. De volkstelling, opstelling van de stammen en plichten (Numeri 1-6)
  • 1445 v.C. De inwijding van de tabernakel (Numeri 7-10)
  • 1445 v.C. De Israëlieten klagen (Numeri 11-12

En het gebeurde, toen het volk zich beklaagde, dat het kwaad was in de oren van de HEERE, want de HEERE hoorde het, zodat Zijn toorn ontbrandde. En het vuur van de HEERE brandde onder hen en verteerde, aan de rand van het kamp. - Numeri 11:1

 

Het samenraapsel van vreemdelingen dat in hun midden verkeerde, werd met gulzigheid bevangen; daarom jammerden ook de Israëlieten opnieuw en zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? - Numeri 11:4

  • 1445 v.C. De twaalf spionnen gestuurd om Kanaän te verkennen (Numeri 13)
  • 1445 v.C. Het geklaag van de Israëlieten wordt bestraft (Numeri 14-15)
  • 1426 v.C. Korah rebelleert (Numeri 16)
  • 1426 v.C. De staf van Aäron (Numeri 17)
  • 1426 v.C. Plichten en rechten van de priesters en Levieten (Numeri 18)
  • 1426 v.C. De verbrande rode koe en het reinigingswater (Numeri 19)
  • 1407 v.C. Water uit de rots bij Meriba (Numeri 20

Toen nam Mozes de staf van voor het aangezicht van de HEERE, zoals Hij hem geboden had. En Mozes en Aäron riepen de gemeente voor de rots bijeen, en hij zei tegen hen: Luister toch, ongehoorzamen, zullen wij voor u uit deze rots water voortbrengen? Toen hief Mozes zijn hand op en hij sloeg de rots twee keer met zijn staf, en er kwam veel water uit, zodat de gemeenschap en hun vee konden drinken. - Numeri 20:9-11

  • 1407 v.C. Aäron sterft (Numeri 20:22

En trek Aäron zijn kleding uit en trek ze Eleazar, zijn zoon, aan, want Aäron zal met zijn voorgeslacht verenigd worden en daar sterven. Mozes deed zoals de HEERE geboden had: zij klommen de berg Hor op, voor de ogen van heel de gemeenschap. En Mozes trok Aäron zijn kleding uit, en hij trok ze zijn zoon Eleazar aan. En Aäron stierf daar, op de top van de berg. Mozes daalde van de berg af, met Eleazar. - Numeri 20:26-28

 

  • 1407 v.C. De koperen slang (Numeri 21)
  • 1407 v.C. Bileam en de engel (Numeri 22-25)
  • 1407 v.C. Telling van de strijdbare Israëlieten (Numeri 26)
  • 1407 v.C. De dochters van Zelafead (Numeri 27)
  • 1407 v.C. Jozua gekozen om Mozes op te volgen als bevelhebber (Numeri 27

Toen zei de HEERE tegen Mozes: Neem Jozua bij u, de zoon van Nun, een man in wie de Geest is, en leg uw hand op hem. Plaats hem voor de priester Eleazar en voor heel de gemeenschap, en draag voor hun ogen het bevel aan hem over. Leg een deel van uw waardigheid op hem. Dan zal heel de gemeenschap van de Israëlieten naar hem luisteren. En hij moet voor Eleazar, de priester, gaan staan, en die zal voor hem vragen naar het oordeel van de urim, voor het aangezicht van de HEERE. Op zijn bevel zullen zij uitgaan en op zijn bevel zullen zij ingaan, hij, en al de Israëlieten met hem, heel de gemeenschap. Mozes deed zoals de HEERE hem geboden had: hij liet Jozua halen en plaatste hem voor Eleazar, de priester, en voor heel de gemeenschap. Hij legde hem zijn handen op en droeg hem het bevel over, zoals de HEERE door de dienst van Mozes gesproken had. - Numeri 27:18-23

  • 1407 v.C. Wetten van offers en heilige samenkomsten (Numeri 28-29)
  • 1407 v.C. Geloften van vrouwen (Numeri 30)
  • 1407 v.C. Verovering van Midian (Numeri 31

Neem voor de Israëlieten wraak op de Midianieten; daarna zult u met uw voorgeslacht verenigd worden. En Mozes sprak tot het volk: Laten er mannen uit uw midden zich voor de strijd toerusten, en zich tegen Midian keren om de wraak van de HEERE aan Midian te voltrekken. - Numeri 31:2-3

  • 1407 v.C. De nakomelingen van Gad en Ruben scheiden van elkaar bij het oversteken van de Jordaan (Numeri 32)

Toen zeiden de nakomelingen van Gad en de nakomelingen van Ruben tegen Mozes: Uw dienaren zullen doen zoals mijn heer gebiedt. Onze kleine kinderen, onze vrouwen, onze bezittingen en al ons vee zullen in de steden van Gilead blijven, maar uw dienaren zullen de Jordaan oversteken, ieder die toegerust is voor het aangezicht van de HEERE voor de strijd, zoals mijn heer gesproken heeft. - Numeri 32:25-27

  • 1407 v.C. Samenvatting van de reizen en rustplaatsen van de Israëlieten (Numeri 33)
  • 1407 v.C. Verdeling van Kanaän (Numeri 34)
  • 1407 v.C. De steden van de Levieten en de zes vrijsteden (Numeri 35)
  • 1407 v.C. Huwelijksverbod voor erfdochters buiten hun stam (Numeri 36)
  • 1407 v.C. Psalm van Mozes (Psalm 90)
  • 1407 v.C. Mozes' samenvatting van de geschiedenis van Israël (Deuteronomium 1-4)
  • 1406 v.C. Mozes herhaalt de wet (Deuteronomium 4:44-31)
  • 1406 v.C. Het lied van Mozes (Deuteronomium 32)
  • 1406 v.C. De zegeningen van Mozes voor Israël (Deuteronomium 33)
  • 1406 v.C. De dood van Mozes (Deuteronomium 34)

En de HEERE zei tegen hem: Dit is het land waarvan Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb: Aan uw nageslacht zal Ik het geven. Ik heb het u met uw eigen ogen laten zien, maar u mag daarheen niet oversteken. Zo stierf Mozes, de dienaar de HEERE, daar in het land van Moab, overeenkomstig het woord van de HEERE. - Deuteronomium 34:4-5