Bijbelse geschiedenis: Het Oude Testament - Deel 4

Bijbelse geschiedenis: Het Oude Testament - Deel 4 

970 v.C. t/m 430 v.C.

  

2 Timotheüs 3:16

Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid,

 

In de blogserie Bijbelse geschiedenis wordt in vijf delen stilgestaan bij de tijdlijn van het Oude Testament. De tijdlijn van Genesis t/m Maleachi - alle boeken die tot het Oude Testament van de Bijbel horen - wordt puntsgewijs doorgenomen. De boeken van de Bijbel staan niet volledig in chronologische volgorde. Het doel van deze blogserie is om alle gebeurtenissen in het Oude Testament (met de belangrijkste uitgelicht) overzichtelijk te maken en aan de hand van foto's en video's meer duidelijkheid te bieden. Naast de historische opbouw probeer ik aan de hand van landkaarten de lezer een geografisch perspectief bij te brengen. De periode voor de vierde blog is: 970 v.C. - 430 v.C.

 

  • 970 v.C. Davids Psalm van standvastigheid (2 Samuël 23, Psalm 108)
  • 970 v.C. David telt de strijders onder Israël en Juda en de toorn van God (2 Samuël 24)
  • 970 v.C. Davids laatste dagen; instructies voor de bouw van de tempel en de geschenken (1 Kronieken 28-29, 1 Koningen 1-2)
  • 970 v.C. Davids Psalm van redding en opdracht aan Salomo (1 Koningen 2, Psalm 37)
  • 967 v.C. Psalm voor Salomo (2 Kronieken 1, Psalm 72)
  • 967 v.C. Salomo ontvangt zijn wijsheid van God en doet zijn eerste rechtspraak (2 Kronieken 1, 1 Koningen 3

En de koning zei: Snijd dat levende kind in tweeën, en geef de helft aan de één en de helft aan de ander. Maar de vrouw van wie de levende zoon was – want haar medelijden werd opgewekt vanwege haar zoon – zei tegen de koning: Och, mijn heer! Geef haar het levende kind, en dood het in geen geval. Maar de ander zei: Het zal niet voor mij en ook niet voor u zijn, snijd het doormidden. Toen antwoordde de koning en zei: Geef haar het levende kind, en dood het in geen geval: zij is zijn moeder. - 1 Koningen 3:25-27

  • 967 v.C. Psalm van Korach (1 Koningen 3, Psalm 45)
  • 967 v.C. De regering van Salomo (1 Koningen 4)
  • 967 v.C. Salomo's voorbereidingen voor de tempel (1 Koningen 5, 2 Kronieken 2
  • 966 v.C. De bouw van Salomo's tempel gestart (1 Koningen 6, 2 Kronieken 3)
  • 966 v.C. De bouw van het paleis van Salomo (1 Koningen 7)
  • 966 v.C. De ark naar de tempel - het Heilige der Heiligen - gebracht (1 Koningen 8)
  • 966 v.C. Gods verbond met Salomo; God waarschuwt Salomo (1 Koningen 9)
  • 966 v.C. De tempelinrichting (2 Kronieken 4)
  • 959 v.C. De ark wordt de tempel in gebracht (2 Kronieken 5

Koning Salomo en de hele gemeenschap van Israël, die zich bij hem had verzameld, stonden vóór de ark. Zij offerden schapen en runderen, die vanwege hun grote hoeveelheid niet geschat of geteld konden worden. Zo brachten de priesters de ark van het verbond van de HEERE op zijn plaats, tot in het binnenste heiligdom van het huis, tot in het heilige der heiligen, tot onder de vleugels van de cherubs, - 2 Kronieken 5:6-7

  • 959 v.C. Salomo's gebed bij de inwijding van de tempel (2 Kronieken 6)
  • 959 v.C. Gods heerlijkheid in de tempel (2 Kronieken 7

Toen Salomo geëindigd had dit gebed te bidden, kwam het vuur uit de hemel neer en verteerde het brandoffer en de slachtoffers, en de heerlijkheid van de HEERE vervulde het huis. De priesters konden het huis van de HEERE niet binnengaan, want de heerlijkheid van de HEERE had het huis van de HEERE vervuld. - 2 Kronieken 7:1-2

  • 959 v.C. Psalmen van Salomo (2 Kronieken 7, Psalmen 135-136)
  • 959 v.C. Salomo's bouwprojecten; voorspoed onder Salomo (2 Kronieken 8)
  • 950 v.C. Salomo's Psalm van zegen (Psalm 127)
  • 950 v.C. De spreuken van Salomo (Spreuken 1-29)
  • 950 v.C. De woorden van Agur (Spreuken 30)
  • 950 v.C. De woorden voor koning Lemuel (Spreuken 31)
  • 950 v.C. Salomo's lied (Hooglied 1-8)
  • 946 v.C. Wederzijdse geschenken van Salomo en Hiran (1 Koningen 9:10)
  • 946 v.C. De koningin van Sjeba bezoekt Salomo om hem met raadsels op de proef te stellen (1 Koningen 10, 2 Kronieken 9)
  • 939 v.C. Salomo's vrouwen en afgoderij (1 Koningen 11)
  • 937 v.C. Woorden van de prediker (Prediker 1-12)
  • 931 v.C. Salomo's dood (1 Koningen 11:40

Salomo wilde Jerobeam doden, maar Jerobeam stond op en vluchtte naar Egypte, naar Sisak, de koning van Egypte, en hij bleef in Egypte totdat Salomo stierf. - 1 Koningen 11:40

 

Daarna ging Salomo te ruste bij zijn vaderen, en werd begraven in de stad van zijn vader David, en Rehabeam, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. - 1 Koningen 11:43

  • 931 v.C. Het koninkrijk is verdeeld (1 Koningen 12-13, 2 Kronieken 10

Maar wat betreft de Israëlieten die in de steden van Juda woonden, over hen bleef Rehabeam koning. Toen stuurde koning Rehabeam Hadoram, die over de herendienst ging. Maar de Israëlieten stenigden hem met stenen, zodat hij stierf. Koning Rehabeam had echter de moed om op de wagen te klimmen om naar Jeruzalem te vluchten. Zo werden de Israëlieten afvallig van het huis van David, tot op deze dag. - 2 Kronieken 10:17-19

  • 930 v.C. Israëlieten in opstand tegen Rehabeam, koning van Israël (2 Kronieken 10)
  • 930 v.C. Rehabeam regeert over Juda (2 Kronieken 11)
  • 927 v.C. Rehabeams zonde; Sisak verslaat Rehabeam (2 Kronieken 12)
  • 925 v.C. Ahia voorspelt de ondergang van Jerobeam (1 Koningen 14)
  • 913 v.C. Afgoderij van Juda onder Rehabeam (1 Koningen 14:21)
  • 913 v.C. Burgeroorlog tegen Jerobeam (2 Kronieken 13)
  • 913 v.C. Asa, koning van Juda, maakt einde aan afgoderij (2 Kronieken 14)
  • 913 v.C. Abiam en Asa koningen van Juda en Nadab en Baësa koningen van Israël  (1 Koningen 15)
  • 909 v.C. Jehu's profetie tegen het huis van Baësa (1 Koningen 16)
  • 895 v.C. Asa's hervormingen (2 Kronieken 15)
  • 894 v.C. Asa vraagt hulp van de koning van Syrië (2 Kronieken 16)
  • 886 v.C. Ela, Zimri en Omri koningen van Israël (1 Koningen 16:5)
  • 874 v.C. De slechte regering van koning Achab in Israël (1 Koningen 16:29)
  • 869 v.C. Josafat volgt zijn vader Asa, koning van Israël, op; de hervormingen van Josafat (2 Kronieken 17
  • 863 v.C. Elia bidt voor droogte (1 Koningen 17)

En het gebeurde na verloop van vele dagen dat de beek uitdroogde, want er was geen regen in het land gevallen. - 1 Koningen 17:7

  • 863 v.C. Elia gevoed door raven (1 Koningen 17)
  • 863 v.C. De weduwe in Zarfath (1 Koningen 17:7)

Vervolgens stond hij op en ging naar Zarfath. Toen hij bij de ingang van de stad kwam, zie, daar was een vrouw, een weduwe, hout aan het sprokkelen. Hij riep tot haar en zei: Haal toch een beetje water voor mij in deze kruik, zodat ik kan drinken. - 1 Koningen 17:10

  • 863 v.C. Elia op de berg Karmel (1 Koningen 18)
  • 858 v.C. Elia vlucht voor Izebel (1 Koningen 19)
  • 858 v.C. De roeping van Elisa (1 Koningen 19:19)
  • 857 v.C. Benhadad (koning van Syrië) valt Samaria (met koning Achab) aan (1 Koningen 20)
  • 857 v.C. Achab verslaat Benhadad (1 Koningen 20:14)

Zo trokken de jonge mannen van de hoofden van de gewesten en het leger dat achter hen aankwam, de stad uit. Ieder versloeg zijn man, zodat de Syriërs moesten vluchten, en Israël joeg hen na. Maar Benhadad, de koning van Syrië, ontkwam te paard, met enkele ruiters. De koning van Israël trok uit en versloeg de paarden en de strijdwagens, zodat hij Syrië een grote slag toebracht. - 1 Koningen 20:19-21

  • 855 v.C. Achab neemt de wijngaard van Naboth (1 Koningen 21)
  • 853 v.C. Israël (met koning Achab) en Juda (met koning Josafat) strijden tegen Syrië (1 Koningen 22)
  • 853 v.C. Het visioen van Obadja (Obadja 1)
  • 853 v.C. Het verbond van Josafat met Achab (2 Kronieken 18)
  • 853 v.C. De daden van Josafat; Josafat bestraft (2 Kronieken 19)
  • 853 v.C. Ammon en Moab voeren oorlog tegen Josafat (2 Kronieken 20)
  • 852 v.C. Jehoram koning van Juda; goddeloze regeerperiode (2 Kronieken 21)
  • 852 v.C. Moab tegen Israël in opstand (2 Koningen 1)
  • 852 v.C. Elia laat vuur uit de hemel neerkomen (2 Koningen 1)

Maar Elia antwoordde en sprak tot de hoofdman over vijftig: Als ik een man Gods ben, laat er dan vuur uit de hemel neerkomen en u en uw vijftigtal verteren. Toen kwam er vuur uit de hemel neer en dat verteerde hem en zijn vijftigtal. - 2 Koningen 1:10

  • 851 v.C. Elia opgenomen in de hemel (2 Koningen 2

Het gebeurde, terwijl zij al sprekend verdergingen, zie, dat er een vurige wagen met vurige paarden kwam, die tussen hen beiden scheiding maakte. Zo voer Elia in een storm naar de hemel. - 2 Koningen 2:11

 

  • 851 v.C. Elisa volgt Elia op (2 Koningen 2

Toen nu de leerling-profeten uit Jericho, die aan de overzijde waren, hem zagen, zeiden zij: De geest van Elia rust op Elisa. Zij kwamen hem tegemoet en bogen zich ter aarde voor hem neer. - 2 Koningen 2:15

  • 850 v.C. Joram strijdt tegen Moab (2 Koningen 3)
  • 849 v.C. De olie van de weduwe (2 Koningen 4)
  • 849 v.C. Elisa wekt de Sunemitische jongen op (2 Koningen 4)

Toen kwam hij terug en liep in het huis heen en weer. Hij ging weer naar boven en strekte zich over hem uit. Toen niesde de jongen tot zevenmaal toe; daarna deed de jongen zijn ogen open. Hij riep Gehazi en zei: Roep deze vrouw uit Sunem. Hij riep haar en zij kwam bij hem; hij zei: Neem uw zoon op. - 2 Koningen 4:35-36

  • 849 v.C. Naäman door Elisa genezen (2 Koningen 5)
  • 848 v.C. Elisa laat ijzer op het water drijven (2 Koningen 6)
  • 848 v.C. Elisa belooft overvloed in Samaria (2 Koningen 7)
  • 847 v.C. De vrouw uit Sunem krijgt haar bezittingen terug (2 Koningen 8)
  • 841 v.C. Jehu koning van Israël (2 Koningen 9)
  • 841 v.C. Jehu doodt Joram (2 Koningen 9:11)

Het gebeurde nu, toen Joram Jehu zag, dat hij zei: Is het vrede, Jehu? Maar hij zei: Wat vrede, zolang de hoererijen van uw moeder Izebel en haar toverijen zo talrijk zijn? Toen keerde Joram zijn wagen en vluchtte, en hij zei tegen Ahazia: Verraad, Ahazia! Maar Jehu spande de boog met volle kracht en schoot Joram tussen de armen, zodat de pijl door zijn hart naar buiten kwam; en hij zonk neer in zijn wagen. - 2 Koningen 9:22-24

  • 841 v.C. Het nageslacht van Achab uitgeroeid (2 Koningen 10)
  • 841 v.C. Profeten van de Baäl uitgeroeid (2 Koningen 10)

En Jehu riep heel het volk bijeen en zei tegen hen: Achab heeft de Baäl slechts een beetje gediend, Jehu zal hem meer dienen. Nu dan, roep alle profeten van de Baäl, al zijn dienaren en al zijn priesters bij mij. Laat niemand gemist worden, want ik heb een groot offer voor de Baäl. Al wie gemist wordt, zal niet in leven blijven. Maar Jehu deed dat met list, om de dienaren van de Baäl om te brengen. - 2 Koningen 10:18-19

  • 841 v.C. Joas ontsnapt aan Athalia (2 Koningen 11)
  • 841 v.C. Ahazia volgt Joram op als koning van Juda (2 Kronieken 22)
  • 841 v.C. Jojada roept Joas uit tot koning (2 Kronieken 23)
  • 835 v.C. Joas regeert Juda en deed het juiste in de ogen van God (2 Kronieken 24, 2 Koningen 12)

Joas was zeven jaar oud toen hij koning werd en hij regeerde veertig jaar in Jeruzalem. De naam van zijn moeder was Zibja, uit Berseba. Joas deed wat juist was in de ogen van de HEERE, al de dagen van de priester Jojada. - 2 Kronieken 24:1-2

  • 835 v.C. Het Woord van de HEERE aan Joel (Joël 1-3)
  • 812 v.C. Joas beveelt tempelreparaties; herstel van de tempel in Jeruzalem (2 Koningen)
  • 812 v.C. De goddeloze regeerperiode van Joahaz (2 Koningen 13)
  • 796 v.C. Amazia koning van Juda en deed het juiste in de ogen van God (2 Koningen 14, 2 Kronieken 25)

In het tweede jaar van Joas, de zoon van Joahaz, de koning van Israël, werd Amazia koning, de zoon van Joas, de koning van Juda. Hij was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde negenentwintig jaar in Jeruzalem. De naam van zijn moeder was Joaddan, uit Jeruzalem. Hij deed wat juist was in de ogen van de HEERE, alleen niet zoals zijn vader David; hij deed overeenkomstig alles wat zijn vader Joas gedaan had. - 2 Koningen 14:1-3

  • 790 v.C. Azaria koning van Juda en deed het juiste in de ogen van God (2 Koningen 15)
  • 790 v.C. Uzzia koning van Juda (2 Kronieken 26)
  • 766 v.C. De woorden van de HEERE aan Amos (Amos 1-9)
  • 760 v.C. Jona gezonden naar Nineve (Jona 1-4)
  • 753 v.C. Hosea's profetieën (Hosea 1-14)
  • 750 v.C. Jotham volgt Uzzia op als koning van Juda (2 Kronieken 27
  • 742 v.C. Achaz koning van Juda (2 Kronieken 28, 2 Koningen 16)
  • 739 v.C. Jesaja klaagt over de corruptie van Zion (Jesaja 1-5)
  • 739 v.C. Jesaja in het ambt van profeet bevestigd (Jesaja 6)
  • 735 v.C. Jesaja naar Achaz gezonden; de profetie van Immanuel (Jesaja 7)
  • 735 v.C. Het Woord van de HEERE aan Micha (Micha 1-7)
  • 734 v.C. Uria en Zacharia (Jesaja 8)
  • 730 v.C. Jesaja profeteert de geboorte van de Messias (Jesaja 9

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen. - Jesaja 9:5-6

  • 730 v.C. Jesaja profeteert oordelen over Israël (Jesaja 9:8)
  • 730 v.C. Jesaja profeteert oordeel over Assyrië; ondegang van Assyrië (Jesaja 10)
  • 730 v.C. Jesaja profeteert de wortel van Isaï; herstel van Israël (Jesaja 11)
  • 730 v.C. Jesaja's danklied van de verlosten (Jesaja 12)
  • 725 v.C. Jesaja profeteert tegen de naties (Jesaja 13-22)
  • 725 v.C. Jesaja's profetie over Jeruzalem; de last over het dal van het visioen (Jesaja 22)
  • 725 v.C. Jesaja's profetie over Tyrus; de last over Tyrus (Jesaja 23)
  • 725 v.C. Verwoesting op aarde; ondergang en heil (Jesaja 24)
  • 725 v.C. Jesaja's danklied/lofzang voor verlossing; Israël verlost (Jesaja 25-27)
  • 725 v.C. Verdere waarschuwingen (Jesaja 28-32)
  • 725 v.C. Jesaja profeteert dat een koning zal regeren; profetie van het Rijk van Christus (Jesaja 32)
  • 725 v.C. Jesaja verklaart Gods oordelen; God staat op om Jeruzalem te verlossen (Jesaja 33-34)
  • 725 v.C. Jesaja verklaart dat blijdschap zal bloeien in Zion; blijdschap om de terugkeer van de vrijgekochten (Jesaja 35)
  • 725 v.C. Hosea de laatste koning van Israël (2 Koningen 17)
  • 722 v.C. Assyrië verovert het noordelijke koninkrijk van Israël (2 Koningen 17:6)

In het negende jaar van Hosea nam de koning van Assyrië Samaria in en voerde Israël weg naar Assyrië. Hij liet hen wonen in Halah en in Habor, aan de rivier Gozan en in de steden van Medië. Dit gebeurde omdat de Israëlieten gezondigd hadden tegen de HEERE, hun God, Die hen uit het land Egypte geleid had, onder de hand van de farao vandaan, de koning van Egypte. Zij hadden andere goden vereerd, - 2 Koningen 17:6-7

  • 721 v.C. De koning van Assyrië laat vreemde naties (Babel, Chuta, Avva Hamath, Sefarvaïm) in Samaria wonen (2 Koningen 17:24)
  • 716 v.C. Hizkia wordt koning; de hervormingen van Hizkia (2 Kronieken 29)
  • 715 v.C. Hizkia viert het Pascha (2 Kronieken 30)
  • 715 v.C. Hizkia regelt de dienst van de Levieten; afgoderij wordt vernietigd (2 Kronieken 31)
  • 712 v.C. Hizkia's ziekte en genezing (2 Koningen 20, Jesaja 38)
  • 711 v.C. Hizkia toont schatten (2 Koningen 20:12-13, Jesaja 39)
  • 711 v.C. Jesaja profeteert gevangenschap en herstel van het volk Israël (Jesaja 40-66)
  • 701 v.C. Sanherib bedreigt Jeruzalem (Jesaja 36, 2 Kronieken 32)
  • 701 v.C. Korachs toevluchtspsalmen (2 Kronieken 32, Psalmen 46-48)
  • 701 v.C. Hizkia stuurt dienaren naar Jesaja (2 Koningen 19, Jesaja 37)

 

 

  • 697 v.C. Het visioen van Nahum (Nahum 1-3)
  • 687 v.C. Manasse koning van Juda (2 Koningen 21, 2 Kronieken 33)
  • 640 v.C. Josia koning van Juda (2 Koningen 22, 2 Kronieken 34)
  • 638 v.C. Het woord van de HEERE aan Zefanja (Zefanja 1-3)
  • 627 v.C. De roeping van Jeremia (Jeremia 1

Het woord van de HEERE kwam tot mij: Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken. - Jeremia 1:4-5

  • 627 v.C. Jeremia verklaart de ontrouw van Israël en Juda (Jeremia 2-6)
  • 627 v.C. De boodschap van Jeremia bij de tempelpoort; in en om het huis van God (Jeremia 7-10)
  • 625 v.C. Het Woord van de Heer aan Habakuk (Habakuk 1-3)
  • 622 v.C. Jeremia kondigt Gods verbond aan (Jeremia 11-12)
  • 621 v.C. Josia bereidt zich voor op tempelreparatie (2 Koningen 22
  • 621 v.C. Hilkia vindt het verloren wetboek (2 Koningen 22:8)
  • 621 v.C. De hervormingen van Josia en de viering het Pascha (2 Koningen 23, 2 Kronieken 35)
  • 609 v.C. Jojakim koning van Juda (2 Kronieken 36)
  • 609 v.C. Jeremia kondigt aan dat het verbond is verbroken (Jeremia 13-20)
  • 609 v.C. Jeremia's profetie over Egypte (Jeremia 46)
  • 609 v.C. Jeremia's profetie over de Filistijnen (Jeremia 47)
  • 605 v.C. Babylon verovert Juda en Daniël wordt met vrienden weggevoerd naar Babylon (2 Koningen 24:1-7, Daniël 1)
  • 605 v.C. Daniël (en vrienden) aan het hof van Babel; Daniël weigert het onreine voedsel van de koning (Daniël 1)

Daniël nu nam zich in zijn hart voor zich niet te besmetten met de gerechten van de koning of met de wijn die hij dronk. Daarom verzocht hij het hoofd van de hovelingen of hij zich niet zou hoeven te verontreinigen. - Daniël 1:8

 

Stel uw dienaren toch tien dagen op de proef, en laat men ons plantaardig voedsel geven, zodat wij dat eten, en water, zodat we dat drinken. En laat dan in uw tegenwoordigheid ons uiterlijk en het uiterlijk van de andere jongemannen, die de gerechten van de koning eten, bezien worden, en doe dan met uw dienaren naar wat u ziet. - Daniël 1:12-13

  • 604 v.C. Daniel verklaart de eerste droom van koning Nebukadnezar (Daniel 2
  • 601 v.C. Opstand van Jojakim (2 Koningen 24)
  • 597 v.C. Joiachim verbannen (2 Koningen 24:10)
  • 597 v.C. Zedekia regeert in Juda (2 Koningen 24:18)
  • 594 v.C. Jeremia profeteert tegen Moab (Jeremia 48)
  • 594 v.C. Jeremia's profetie over Ammon (Jeremia 49)
  • 593 v.C. Ezechiëls visioen van de vier levende wezens in Kebar (Ezechiël 1)
  • 593 v.C. Roeping van Ezechiël (Ezechiël 2)

Hij zei tegen mij: Mensenkind, ga op uw voeten staan, en Ik zal met u spreken. Terwijl Hij tot mij sprak, kwam de Geest in mij. Hij deed mij op mijn voeten staan en ik luisterde naar Hem Die tot mij sprak. - Ezechiël 2:1-2

  • 593 v.C. Ezechiël eet de boekrol op (Ezechiël 3)
  • 593 v.C. Ezechiël profeteert de belegering van Jeruzalem (Ezechiël 4-5)
  • 593 v.C. De verwoesting van Israël geprofeteerd; Ezechiëls profetie van het eindoordeel over heel het land (Ezechiël 6-7)
  • 592 v.C. Ezechiëls eerste tempelvisioen (Ezechiël 8-19)
  • 591 v.C. Israëls zonden sinds de uittocht; Ezechiël ziet dat God de ouderlingen weigert (Ezechiël 20)
  • 591 v.C. Ezechiël de bestraffing van Jeruzalem (Ezechiël 21-22)
  • 591 v.C. Ezechiël profeteert tegen de twee zusters Ohola en Oholiba (Ezechiël 23)
  • 588 v.C. De laatste belegering van Jeruzalem begint (2 Koningen 25, Ezechiël 24)
  • 588 v.C. Jeremia's conflicten (Jeremia 21-33
  • 588 v.C. Jeremia profeteert het oordeel over Juda (Jeremia 34-45)
  • 587 v.C. Gods wraak op Ammon en Edom (Ezechiël 25)
  • 586 v.C. De val/verwoesting van Jeruzalem (2 Koningen 25, Jeremia 52

Het gebeurde in het negende jaar van zijn regering, in de tiende maand, op de tiende van de maand, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, naar Jeruzalem kwam, hij en heel zijn leger. Zij belegerden de stad en bouwden er rondom schansen tegenaan. Zo werd de stad belegerd, tot het elfde jaar van koning Zedekia. - 2 Koningen 25:1-2

  • 586 v.C. Psalmen van verwoesting (Jeremia 52, Psalmen 74-79)
  • 586 v.C. Jeremia's profetieën over Babel; de eeuwige ondergang van Babel (Jeremia 50-51)
  • 586 v.C. Jeremia's Klaagliederen (Klaagliederen 1-5)
  • 586 v.C. Ezechiël spreekt het oordeel uit over Tyrus (Ezechiël 26-28)
  • 586 v.C. Ezechiëls profetieën over Egypte; het oordeel over Egypte (Ezechiël 29-32)
  • 586 v.C. Ezechiël de wachter (Ezechiël 33)
  • 585 v.C. Ezechiël legt de val van Jeruzalem uit (Ezechiël 33)
  • 585 v.C. Ezechiël profeteert de terechtwijzing en het herstel van Israël (Ezechiël 34-36)
  • 585 v.C. Ezechiël ziet opstanding van dorre botten; het visioen van de beenderen (Ezechiël 37

Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, deze beenderen zijn heel het huis van Israël. Zie, ze zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden! Profeteer daarom, en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven doe oprijzen, Mijn volk. Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ík, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE. - Ezechiël 37:11-14

  • 585 v.C. Ezechiël ziet toekomstige strijd (Ezechiël 38

Het woord van de HEERE kwam tot mij: Mensenkind, richt uw blik op Gog, het land van Magog, de oppervorst van Mesech en Tubal, en profeteer tegen hem. - Ezechiël 38:1-2

  • 585 v.C. Ezechiël profeteert over Gog; Gods oordeel over Gog (Ezechiël 39)
  • 585 v.C. Het beeld van Nebukadnesar en Sadrach, Mesach en Abed-Nego in de brandende oven (Daniël 3)
  • 582 v.C. De tweede droom van Nebukadnezar (Daniël 4)
  • 582 v.C. Daniël interpreteert de droom van Nebukadnezar (Daniël 4:19-26)
  • 573 v.C. Ezechiëls tweede tempelvisioen (Ezechiël 40-48)
  • 539 v.C. Daniel interpreteert handschrift op de muur; Gods oordeel over Belsazar (Daniel 5

Dit is de uitleg van deze woorden. MENE: God heeft de dagen van uw koningschap geteld en Hij heeft er een einde aan gemaakt. TEKEL: u bent gewogen in de weegschaal en u bent te licht bevonden. PERES: uw koninkrijk is verdeeld en het is aan de Meden en de Perzen gegeven. - Daniël 5:26-28

  • 539 v.C. Daniel overleeft de leeuwenkuil (Daniel 6

Toen gaf de koning bevel en men haalde Daniël en wierp hem in de leeuwenkuil. De koning nam het woord en zei tegen Daniël: Uw God, Die u voortdurend vereert – Híj zal u verlossen. Er werd een steen gebracht en op de opening van de kuil gelegd. De koning verzegelde die met zijn ring en de ring van zijn machthebbers, zodat de maatregel met betrekking tot Daniël niet veranderd kon worden. Toen vertrok de koning naar zijn paleis. De nacht bracht hij vastend door. Geen enkele vorm van vermaak liet hij bij zich brengen. Zijn slaap was ver van hem geweken. Vroeg in de morgen, toen het licht werd, stond de koning op. Haastig vertrok hij naar de leeuwenkuil. Toen hij in de nabijheid van de kuil gekomen was, riep hij naar Daniël, met droeve stem. De koning nam het woord en zei tegen Daniël: Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, Die u voortdurend vereert, u van de leeuwen kunnen verlossen? Toen sprak Daniël tot de koning: O koning, leef in eeuwigheid! Mijn God heeft Zijn engel gezonden en Hij heeft de muil van de leeuwen toegesloten. Ze hebben mij geen letsel toegebracht, omdat ik voor Hem onschuldig ben bevonden. Ook tegen u, o koning, heb ik geen misdaad begaan. - Daniël 6:17-23

  • 539 v.C. Daniëls visioen van vier beesten (Daniël 7)
  • 539 v.C. Daniëls visioen van de ram en de geitenbok (Daniël 8)
  • 539 v.C. Daniëls gebed en Gabriëls antwoord (Daniël 9)
  • 539 v.C. Daniel getroost door de engel; profetie over het volk van Daniël en de andere volken (Daniël 10)
  • 539 v.C. Daniel profeteert omverwerping van Perzië (Daniël 11

Nu zal ik u dan de waarheid bekendmaken. Zie, er zullen nog drie koningen in Perzië aan de macht komen, en de vierde zal grotere rijkdom verwerven dan alle anderen. Als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij allen opzetten tegen het koninkrijk Griekenland. Daarna zal er een machtige koning aan de macht komen, die met grote heerschappij zal heersen en zal handelen naar eigen goeddunken. Zodra hij echter aan de macht komt, zal zijn koninkrijk verbroken worden en opgedeeld worden naar de vier windstreken van de hemel, maar niet voor zijn nakomelingen en niet overeenkomstig de heerschappij waarmee hij had geheerst, want zijn koninkrijk zal uiteengerukt worden en zal zijn voor anderen dan voor hen. - Daniël 11:2-4

  • 539 v.C. Daniël profeteert bevrijding van Israël (Daniël 12
  • 537 v.C. Kores (koning Perzië) laat de Joden naar Jeruzalem terugkeren (Ezra 1

In het eerste jaar nu van Kores, de koning van Perzië, wekte de HEERE de geest van Kores op, de koning van Perzië, opdat het woord van de HEERE, dat Hij bij monde van Jeremia gesproken had, vervuld zou worden om door zijn hele koninkrijk een boodschap te laten gaan, ook in geschrifte: Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God van de hemel, aan mij gegeven, en Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. - Ezra 1:1-2

  • 537 v.C. De ballingen keren terug; register van de Joden die vóór de tempelbouw naar Juda zijn teruggekeerd (Ezra 2
  • 535 v.C. Tempelwederopbouw begint; herstel van de offerdienst (Ezra 3
  • 534 v.C. Tegenstand bij de tempelbouw (Ezra 4)
  • 534 v.C. Koning Ahasveros beveelt dat de tempelbouw wordt gestopt (Ezra 4)
  • 520 v.C. Tempelbouw hervat en voltooid (Ezra 5)
  • 520 v.C. Het Woord van de HEERE aan Haggai (Haggai 1-2)
  • 520 v.C. Het Woord van de HEERE aan Zacharia (Zacharia 1-14)
  • 520 v.C. Tempelbouw hervat door bevel van koning Darius (Ezra 6)
  • 515 v.C. Voltooiing en inwijding van de tempel (Ezra 6:16

En de Israëlieten, de priesters, de Levieten en de overige ballingen verrichtten de inwijding van dit huis van God met vreugde. Zij offerden ter inwijding van dit huis van God honderd runderen, tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren en als zondoffer voor heel Israël twaalf geitenbokken, naar het aantal stammen van Israël. En zij stelden priesters aan in hun groepen en Levieten in hun afdelingen, voor de dienst van God in Jeruzalem, overeenkomstig het voorschrift in het boek van Mozes. - Ezra 6:16-18

  • 483 v.C. Koningin Vashti door Ahasveros verstoten (Esther 1
  • 478 v.C. Esther wordt koningin en Mordechai dwarsboomt een samenzwering (Esther 2

En hij was het die Hadassa, dat is Esther, de dochter van zijn oom, opvoedde, want zij had geen vader of moeder. Het meisje nu was mooi van gestalte en knap om te zien. En toen haar vader en moeder gestorven waren, had Mordechai haar als dochter aangenomen. - Esther 2:7

 

En de koning had Esther meer lief dan alle andere vrouwen en zij verwierf bij hem meer genade en gunst dan alle andere meisjes en hij zette de koninklijke diadeem op haar hoofd en maakte haar koningin in de plaats van Vasthi. - Esther 2:17

  • 474 v.C. Ahasveros staat Haman toe de joden te doden (Esther 3)
  • 473 v.C. Mordechai informeert Esther over Haman's complot; Esther probeert de Joden te redden (Esther 4)
  • 473 v.C. Esther bij de koning, Haman wil Mordechai doden (Esther 5)
  • 473 v.C. De koning eert Mordechai; Haman voor Mordechai vernederd (Esther 6)
  • 473 v.C. Hamans plan door Esther ontmaskerd; Haman wordt opgehangen (Esther 7)
  • 473 v.C. Koninklijk bevel van Ahasveros ten gunste van de Joden (Esther 8)
  • 472 v.C. De overwinning van de Joden op hun vijanden (Esther 9)
  • 472 v.C. Eerbetoon aan Mordechai; Mordechai bevordert het welzijn van zijn volk (Esther 10)
  • 458 v.C. Koning Arthahsata van Perzië stuurt Ezra naar Jeruzalem (Ezra 7:11)
  • 457 v.C. Joden keren terug naar Jeruzalem met Ezra; lijst met Ezra's reisgenoten (Ezra 8)
  • 457 v.C. Ezra en de gemengde huwelijken (Ezra 9)
  • 456 v.C. Ezra's gebed over gemengde huwelijken (Ezra 10)
  • 445 v.C. Gebed van Nehemia voor de ballingen (Nehemia 1)
  • 444 v.C. Arthahsata zendt Nehemia naar Jeruzalem en Nehemia krijgt volmacht Jeruzalem weer op te bouwen (Nehemia 2)
  • 444 v.C. Lijst van deelnemers/bouwers van de stadsmuren (Nehemia 3)
  • 444 v.C. Samaritanen proberen de bouw te blokkeren (Nehemia 4)
  • 444 v.C. Nehemia verlicht de schuldenlast van de armen en schaft de slavernij af (Nehemia 5)
  • 444 v.C. Sanballat wil Nehemia aanvallen (Nehemia 6
  • 444 v.C. Voltooiing van de stadsmuur (Nehemia 6

De muur werd op de vijfentwintigste van de maand Elul voltooid, na tweeënvijftig dagen. - Nehemia 6:15

  • 444 v.C. Telling van teruggekeerde ballingen; register van de Joden die vóór de tempelbouw naar Juda zijn teruggekeerd (Nehemia 7)
  • 444 v.C. Ezra leest de wet van God voor aan het volk (Nehemia 8)
  • 444 v.C. Israëlieten houden een dag van vasten en bidden (Nehemia 9)
  • 444 v.C. Israëlieten verzegelen het verbond; vernieuwing van het verbond, het volk belooft trouw aan God (Nehemia 10)
  • 444 v.C. Mensen vestigen zich in Jeruzalem, ook hogepriesters, priesters en Levieten (Nehemia 11-12)
  • 432 v.C. Nehemia herstelt wetten; Nehemia treedt op tegen wantoestanden (Nehemia 13)
  •  430 v.C. Het Woord van de HEERE aan Maleachi (Maleachi 1-4)